Alle kunstonderwijs richt en dient zich te richten op de ontwikkeling van drie vaardigheidsgebieden: waarnemendenkendoen.

Waarnemen

Alle kunst begint met de originele waarneming.

homunculus representing the sensory motor cortices

Zo kan iedereen bijvoorbeeld een huis tekenen, dat leert men als kind; maar alleen kunstenaars kunnen een huis op een niet-algemene, originele en kunstzinnige manier tekenen, omdat zij het huis al om te beginnen op originele wijze waarnamen. Zo is er ook sprake van een originele waarneming bij bijvoorbeeld musici (van o.a. klank en toon), bij dansers (van o.a. beweging en ruimte), bij schrijvers (van o.a. mensen en gebeurtenissen), bij architecten (van o.a. ruimte en functionaliteit), enzovoort.

Elke student neemt de eigen originele waarneming in een kunstopleiding vanaf het begin aan met zich mee, en schoolt deze verder, maar ontwikkelt ook een bewustzijn voor, en aansluiting op, andermans waarnemingen, zonder welke communicatie zou worden belemmerd. Het is niet (meer) de bedoeling in het tegenwoordige kunstonderwijs, de waarneming en de vaardigheden uitsluitend op algemene wijze te ontwikkelen; een hoge mate van autonomie is niet alleen wenselijk, maar wordt ook met name nagestreefd en ontwikkeld (in tegenstelling tot een eeuw geleden, toen Wassily Kandinsky nog schreef “voor elk gloeien bestaat er een afkoelen, voor elke jonge knop de dreigende vorst, voor elk talent een academie” – gelukkig zijn die tijden voorbij).

Denken

Kunstzinnige autonomie vraagt een onafhankelijke geest, een vrij denken.

the four brain lobes

Denken doen wij als mens vanzelf, automatisch, maar de inhoud van ons denken ontwikkelt zich in de loop van ons leven aan de hand van wat wij tegenkomen, van anderen meemaken, horen en leren, van wat wij beleven. Denken faciliteert de mogelijkheden om in het eigen leven in te grijpen, het naar eigen hand te zetten, nieuwe mogelijkheden te ontdekken. Het voorstellingsvermogen (mentale projectie van hetgeen men wil, of vooruitziet in de toekomst) is hierbij van het allergrootste belang, naast het begrip (mentale systematisering van hetgeen eerder plaatsvond of reeds gekend is) en het geheugen (partiële mentale herbeleving). Het denken ontwikkelt zich het gehele leven lang door, omdat het zich altijd baseert op een groeiende kennis.

Elke student neemt een (onaf) eigen denken mee, en schoolt dit in een kunstopleiding aan de hand van denkmethodes en begrippen die vakspecifiek zijn, en meestal naar grote meesters verwijzen of ervan afkomstig zijn. Via het denken heeft men makkelijker toegang tot historische denkmodellen, dan dat men zich historische waarnemingsmodellen eigen zou kunnen maken (kunnen wij de ruimte nog zonder een perspectivisch bewustzijn waarnemen, of muzikale akkoorden zonder tonaal bewustzijn?). Het is het denken dat bemiddelt tussen waarnemen en doen, en tevens in hoge mate bijdraagt aan het begrijpen van de mentale processen bij andere mensen. Een geschoold denken faciliteert daarmee intermenselijke kunstzinnige communicatie.

Doen

Kunst bestaat uit creatieve handelingen, die tot een kunstzinnig product leiden.

middle ear ossicles

Tijdens een kunstopleiding wordt doorgaans verreweg de meeste tijd besteed aan de ontwikkeling van het doen, doorgaans middels bestaande en beproefde technieken en methodes. Het vermogen bepaalde vaardigheden te ontwikkelen noemen wij talent; zowel vaardigheden als talenten kunnen zich ontwikkelen indien er gedurende langere tijd efficiënt aandacht aan wordt besteed (het citaat van Kandinsky hierboven beschreef hiervan de tegengestelde ontwikkelingsrichtingsmogelijkheid). De geleidelijke dan wel soms ook sprongsgewijze ontwikkeling van talent en praktische vaardigheden van een kunststudent bieden het belangrijkste houvast voor de toetsing van de voortgang van de studie. Terzijde: het zijn eigenlijk nooit de creatieve handelingen en producten die door politieke systemen (tenminste teruggaande tot Plato, in zijn boek de Staat) als bedreigend worden ervaren, maar bovenal het originele en autonome vermogen tot waarnemen en de onderliggende gedachten van de kunstenaars.

Kunstzinnige producten dragen bij aan de ontwikkeling van de waarneming en het denken in het publiek, ook al worden daarbij de gedachten en de waarnemingen van de maker(s) zelf niet werkelijk gecommuniceerd: het kunstwerk communiceert omdat het (be)middelt tussen mensen, zoals in elk individu het denken tussen waarnemen en doen bemiddelt. Een geschoold creatief maakvermogen is in de maker zelf verbonden met diens eigen waarnemen en denken, maar omdat de communicatie middels het kunstzinnige product plaatsvindt, leidt het tot een eigen ontwikkeling van waarnemen en denken in het publiek, dat een zekere mate van vrijheid geniet bij een dergelijke interpretatie.

© Oscar van Dillen 2012